Op 26 april 2016 heeft de minister een update gegeven over de invoering van digitaal procederen. Dit heeft hij gedaan in een zogeheten ‘nadere memorie van antwoord’. Het invoeren van digitaal procederen gebeurt door het invoeren en wijzigen van enkele wetten. Voordat er in Nederland een wet kan worden ingevoerd, moeten er verschillende stappen worden doorlopen. Meestal wordt het initiatief voor een nieuwe wet genomen door de Regering. De Regering maakt dan een wetsvoorstel. Dat wetsvoorstel moet worden aangenomen door de Tweede Kamer en vervolgens door de Eerste Kamer. Deze Kamers moeten de wet aannemen met een meerderheid van de stemmen. Om die meerderheid te kunnen krijgen, moet de wet dus voldoen aan de wensen van de meeste leden van de Tweede en Eerste Kamer. Vaak voldoen wetten daar in eerste instantie niet aan en daarom worden wetsvoorstellen steeds gewijzigd. Meestal is een wet ook niet helemaal duidelijk en daarom moet die worden toegelicht. Dat toelichten van de wet wordt gedaan in een memorie van antwoord. Daarin staat het antwoord van de Regering (de minister) op de vragen uit de Tweede Kamer. Op vragen die daarna weer worden gesteld, wordt geantwoord door middel van een nadere memorie van antwoord.
Nadere memorie van antwoord digitaal procederen
Op 26 april 2016 is er door de minister dus een nadere memorie van antwoord over digitaal procederen aan de Tweede Kamer gestuurd. Uit die nadere memorie van antwoord blijkt een aantal interessante zaken die voor digitaalprocederen.nl en dus voor zelf procederen voor burgers en bedrijven van belang is. Die zaken zullen wij hieronder behandelen. De tekst is grotendeel afkomstig uit de nadere memorie van antwoord, dus deze is wellicht iets moeilijker te doorgronden dan de overige informatie op digitaalprocederen.nl.
Voortgang
Naast de aanpassingen aan IT-systemen en werkprocessen werkt de Rechtspraak aan het aanpassen en bouwen van nieuwe zittingszalen, zodat rechters en procespartijen beschikken over de benodigde voorzieningen om digitaal te kunnen werken.
De inwerkingtreding van de wetten die digitaal procederen invoeren is afhankelijk van de hoe lang de parlementaire behandeling duurt. De regelgeving is in principe gereed. Uitgaande van het scenario dat de eerste drie wetsvoorstellen voor 1 juli 2016 door de Tweede Kamer worden aangenomen volgt een implementatietermijn van zes maanden. Vervolgens is de planning van invoering digitaal procederen (KEI) als volgt:
Voor het bestuursrecht zal op 1 januari 2017 worden gestart met Bestuur 1.0: dat zijn de asiel- en bewaringszaken. Voor deze zaken wordt digitaal procederen voor professionele partijen in het hele land verplicht. Bestuur 2.0 maakt het mogelijk om digitaal te procederen in alle overige bestuursrechtelijke zaken en zal volgens de planning van KEI Rechtspraak vanaf 2018 worden ingevoerd.
Voor de civielrechtelijke zaken zal op 1 januari 2017 worden gestart met de pilot Civiel 1.0: dat zijn alle vorderingen met verplichte procesvertegenwoordiging (dus zaken waarin een advocaat verplicht is). Deze pilot geldt alleen voor de rechtbanken Midden-Nederland en Gelderland. Dit zijn de twee pilotgerechten voor deze zaakstroom. Deze pilot duurt in beginsel vijf maanden. Na een succesvol verloop van de pilot zal per 1 juni 2017 digitaal procederen voor deze zaken worden ingevoerd in het hele land. Na Civiel 1.0 volgt medio 2017 Civiel 2.0 waarin de vorderingszaken in hoger beroep, inclusief het hoger beroep van vorderingen in kantonzaken, worden uitgerold. Ook in deze fase zal worden begonnen met een eerste pilot bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarna de overige gerechtshoven volgen. Civiel 3.0 betreft alle vorderingen zonder verplichte procesvertegenwoordiging (de kantonzaken die voor digitaalprocederen.nl en dus voor u van belang zijn) en zal naar verwachting medio 2018 van start gaan bij twee pilotgerechten. Welke twee is nog niet duidelijk. Bij de release Civiel 4.0 gaat het om de verzoekzaken inclusief hoger beroep. De laatste fase in de implementatie is release 5.0, te weten de zaken in kort geding. De Rechtspraak is voornemens om de uitrol van de verschillende zaakstromen steeds op vergelijkbare wijze vorm te geven, met telkens eerst een pilotfase bij enkele gerechten. Dat draagt bij aan een beheerste en overzichtelijke implementatie. Deze implementatiefase loopt volgens de planning door tot 2019.
Verder werkt de Rechtspraak met de Hoge Raad en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State samen om de digitale dossieroverdracht naar deze instanties goed vorm te geven.
De Hoge Raad heeft mij bericht dat het mogelijk is om per 1 januari 2017 te starten met digitaal procederen in civiele cassatiezaken. Daarbij wordt conform de voorgestelde, gefaseerde invoering begonnen met civiele vorderingszaken, waarna digitaal procederen in de overige civiele zaken volgt. In vorderingszaken waarin na de genoemde datum van 1 januari 2017 beroep in cassatie wordt ingesteld, zal de procedure digitaal verlopen via het webportaal van de Hoge Raad. Voor belastingzaken is het implementatietraject nog in ontwikkeling. Wanneer de implementatie van fiscale cassatiezaken aanvangt, is mij nog niet bekend.
Ook de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State gaat uit van inwerkingtreding per 1 januari 2017 voor asiel- en bewaringszaken. De inwerkingtreding van andere zaken in een volgende release zal mede worden afgestemd op de planning van KEI Rechtspraak.
De papieren rechtsgang
Na invoering van digitaal procederen zijn burgers niet verplicht om digitaal te procederen. Vanuit de Tweede Kamer is de vraag gekomen hoe om te gaan met de situatie waarin de ene partij, A, als natuurlijk persoon niet op digitale wijze procedeert, maar de papieren rechtsgang volgt en de andere partij, B, via een advocaat langs digitale weg procedeert. Zij willen weten hoe in die situatie het papieren dossier wordt vertaald naar c.q. omgezet wordt in een digitaal dossier en andersom, wie voor welke werkzaamheden verantwoordelijk is (van A naar B en vice versa) en hoe de rechter respectievelijk rechtbank deze vertaalslag naar twee kanten toe moet maken. Zij vragen ook of de rechtbank in een en dezelfde zaak deels met een papieren dossier moet werken en deels met een digitaal dossier en wie de kosten hiervan moet dragen.
Zoals terecht opgemerkt, blijft de papieren rechtsgang open voor natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. In het Besluit digitalisering burgerlijk procesrecht en bestuursrecht worden ook buitenlandse rechtspersonen van de verplichting tot digitaal procederen uitgesloten.
Voor de stukken die op papier binnenkomen richt de Rechtspraak een scan- en verzendproces in. Daarbij wordt er voor zorg gedragen dat deze stukken conform de geldende voorschriften worden gescand en in het digitale dossier worden opgenomen, zodat de rechter niet met een papieren dossier zal hoeven te werken. De wederpartij van een op papier procederende partij heeft toegang tot het digitale dossier en zal daarin de gescande stukken kunnen inzien. De Rechtspraak zal berichten en stukken voor professionele partijen die in het digitale dossier raadpleegbaar zijn, aan op papier procederende partijen op de gebruikelijke wijze per post doen toekomen.
Deze vraag geeft mij (de minister) aanleiding om op te merken dat recent nog de zorg werd geuit dat kwetsbare mensen straks niet meer hun verhaal zouden kunnen doen bij de kantonrechter. Ik wil deze zorg nogmaals wegnemen, omdat deze ongegrond is. Het is niet zo dat de rechtspraak voor iedere procesdeelnemer geheel digitaal zal worden. Natuurlijke personen die procederen zonder professionele rechtsbijstand behouden de mogelijkheid om op papier te procederen en kunnen mondeling hun verhaal blijven doen ten overstaan van de kantonrechter. Zij worden niet verplicht om digitaal te procederen (maar waarom zouden zij dat niet doen, als dat kan met een beetje hulp van digitaalprocederen.nl?). Ook voor partijen voor wie digitaal procederen verplicht wordt, zal er nog steeds, zoals dat nu ook gebeurt, een mondelinge behandeling kunnen worden gehouden. De mondelinge behandeling vormt zelfs het hart van de nieuwe, vereenvoudigde basisprocedure (dit kunt u ook lezen in ons achtergrondartikel over digitaal procederen). Voorts wil ik nogmaals benadrukken dat een natuurlijke persoon tegen wie een vordering is ingediend bij de kantonrechter nooit bij verstek kan worden veroordeeld zonder dat hij op de hoogte is van de vordering die tegen hem is ingesteld. De rechter verleent pas verstek nadat een deurwaarder een oproepingsbericht bij de verweerder heeft betekend. In dat oproepingsbericht staat dat mondeling verweer kan worden gevoerd. Ook kunnen straks nog steeds, als de betrokken persoon niet wordt bijgestaan door een professionele rechtsbijstandsverlener, papieren stukken worden ingediend in het kader van het te voeren verweer. De drempel voor deze mensen blijft dan ook onverkort laag, zodat de toegang tot de rechter in alle gevallen gewaarborgd blijft.
Overig
Zoals gemeld is de nadere memorie van antwoord digitaal procederen een stuk uitvoeriger dan wij hier hebben weergegeven. Mocht u de gehele nadere memorie van antwoord willen lezen, dan kan dit op de website van de overheid. Mocht u nadere vragen hebben over deze nadere memorie van antwoord, of over digitaal procederen in het algemeen, het concept van digitaalprocederen.nl of andere juridische zaken, neemt u dan gerust contact met ons op.